pruts
Nederlands
Woordafbreking
- pruts
Werkwoord
vervoeging van |
---|
prutsen |
pruts
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prutsen
- Ik pruts.
- gebiedende wijs van prutsen
- Pruts!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prutsen
- Pruts je?
Gangbaarheid
- Het woord pruts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pruts' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.