projectiel
Nederlands
Woordafbreking
- pro·jec·tiel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorwerp met explosieve lading dat wordt afgeschoten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | projectiel | projectielen |
verkleinwoord | projectieltje | projectieltjes |
Zelfstandig naamwoord
projectiel o
- voorwerp dat zich met hoge snelheid vrij verplaatst, bijvoorbeeld doordat het met grote kracht werd weggeschoten
- Het projectiel kwam in zijn gezicht terecht.
Afgeleide begrippen
- projectielbraken
Gangbaarheid
- Het woord projectiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'projectiel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.