projecteer
Nederlands
Woordafbreking
- pro·jec·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
projecteren |
projecteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van projecteren
- Ik projecteer.
- gebiedende wijs van projecteren
- Projecteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van projecteren
- Projecteer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.