programmeer
Nederlands
Woordafbreking
- pro·gram·meer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
programmeren |
programmeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van programmeren
- Ik programmeer.
- gebiedende wijs van programmeren
- Programmeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van programmeren
- Programmeer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.