prepareerden
Nederlands
Woordafbreking
- pre·pa·reer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
prepareren |
prepareerden
- meervoud verleden tijd van prepareren
- Wij prepareerden.
- Jullie prepareerden.
- Zij prepareerden.
- Wij prepareerden.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.