pratend
Nederlands
Woordafbreking
- pra·tend
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | pratend | |
verbogen | pratende | |
vervoeging van | ||
praten |
pratend onvoltooid deelwoord van praten
- attributief gebruikt
- In het café stonden druk gebarende, luid pratende jongemannen en vrouwen.
- Overal stonden groepjes pratende mensen.
- bijwoordelijk gebruikt
- Ik vind dat ik goed gehandeld heb, door het pratend op te lossen.
- We brachten enige tijd rustig pratend in zijn kamer door.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.