poet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘Bargoens: geld, buit’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord poet -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

poet m [3] [4]

  1. (informeel) buit

Gangbaarheid

  • Het woord poet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • UK
    • IPA: /ˈpəʊɪt/
enkelvoud meervoud
poet poets
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oud Grieks ποιέω, concipiëren, creëren, produceren (artisanale of intellectuele productie).

Zelfstandig naamwoord

poet

  1. (dichtkunst) dichter
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.