poet
Nederlands
Woordafbreking
- poet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘Bargoens: geld, buit’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poet | - |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord poet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'poet' herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "poet" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- poet op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- UK
- IPA: /ˈpəʊɪt/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
poet | poets |
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oud Grieks ποιέω, concipiëren, creëren, produceren (artisanale of intellectuele productie).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.