plexiglas
Nederlands
Woordafbreking
- plexi·glas
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kunststof’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
- uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plexiglas | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
plexiglas o [3]
- oorspronkelijk de handelsnaam van een transparante thermoplastische kunststof gemaakt van een polymeer van methylmethacrylaat
- In het Gelderse Vuren overleed een 66-jarige man toen een plexiglasconstructie naar beneden kwam.[4]
- Het slachtoffertje, dat met twee andere kinderen aan het spelen was, kwam zes meter lager op de vrouw terecht. Het kind zakte door een plexiglas koepel.[5]
Gangbaarheid
- Het woord plexiglas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'plexiglas' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "plexiglas" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- plexiglas op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 19 jan. 2018
- de Telegraaf 24 okt. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.