plagiaris
Nederlands
Woordafbreking
- pla·gi·a·ris
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘die plagiaat pleegt’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Latijnse plagiare met het achtervoegsel -aris [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plagiaris | plagiarissen |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord plagiaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'plagiaris' herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.