plaagziek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plaag·ziek
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen plaagziekplaagziekerplaagziekst
verbogen plaagziekeplaagziekereplaagziekste
partitief plaagzieksplaagziekers-

Bijvoeglijk naamwoord

plaagziek [1]

  1. te graag iemand anders plagend
    • In de hybride vorm van het danstheater, waarvan ze een van de pioniers werd, voelde Bausch zich thuis. In haar 'dansavonden' smokkelde ze realistische, frivole, zelfs ronduit banale elementen binnen. Het mocht tergend traag gaan, of brutaal en humoristisch. De plaagzieke spelletjes op het toneel dreven de zaal soms tot wanhoop. Op intieme scènes volgden vaak sublieme vergezichten: een breed uitwaaierende tableau de la troupe waarin de dansers over de scène defileerden. Met een appel op het hoofd, of verzonken in een spel van kleine, simpele gebaren. [2] 
    • Leopold liet zich als kind al opmerken als een bijzonder knaapje, als a little odd zelfs een beetje raar aldus zijn vader Leopold I. Die noemde hem levendig, maar ook plaagziek, egoïstisch, tiranniek, opvliegend, gewelddadig, ­ijdel en gesteld op zijn titels. Dat laatste zou tot het eind zo blijven; ze mogen zoveel kritiek hebben als ze willen, zo liet Leopold II zich ontvallen, zolang ze er maar op letten dat ik de koning ben. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord plaagziek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.