piëdestal
Nederlands
Woordafbreking
- pië·de·stal, pi·ede·stal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voetstuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piëdestal | piëdestallen piëdestals |
verkleinwoord | piëdestalletje | piëdestalletjes |
Zelfstandig naamwoord
piëdestal m en o
- voetstuk, zuilvoet
- Dat werd op een piëdestal gezet.
Gangbaarheid
- Het woord piëdestal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'piëdestal' herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.