peuteraar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peu·te·raar
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van peuteren met het achtervoegsel -aar
enkelvoud meervoud
naamwoord peuteraar peuteraars
verkleinwoord peuteraartje peuteraartjes

Zelfstandig naamwoord

peuteraar m

  1. iemand die peutert
  2. iemand die zich met onbenullige zaken bezighoudt

Gangbaarheid

  • Het woord peuteraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.