passagieren
Nederlands
Woordafbreking
- pas·sa·gie·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
passagieren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
passagieren |
passagierde |
gepassagierd |
zwak -d | volledig |
- (scheepvaart) aan wal gaan van bemanningsleden van (zee)schepen tot het schip weer uitvaart
- De aloude zeemansgewoonte om in elke havenstad op zoek te gaan naar drank, hoeren, een nieuwe tattoo en een stevige knokpartij behoort vrijwel tot het verleden. Matrozen en stuurlui als die van de Energizer krijgen allang de tijd niet meer om te gaan ‘passagieren’. In Rotterdam zijn ze voor dergelijk vertier bovendien ook op de verkeerde plek. Op een enkele seksclub na heeft de stad de ‘zwierzoeker’ weinig of niets te bieden. [4]
Gangbaarheid
- Het woord passagieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- "passagieren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- passagieren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Wim de Jong 4 september 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.