overtrok

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • over·trok

Werkwoord

vervoeging van
overtrekken

overtrók

  1. enkelvoud verleden tijd van overtrekken
    • Ik overtrók. 
    • Jij overtrók. 
    • Hij, zij, het overtrók. 
vervoeging van
overtrekken

óvertrok

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overtrekken
    • ... dat ik overtrok. 
    • ... dat jij overtrok. 
    • ... dat hij, zij, het overtrok. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.