opzeg
Nederlands
Woordafbreking
- opĀ·zeg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opzeggen |
opzeg
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzeggen
- ... dat ik opzeg.
Gangbaarheid
- Het woord opzeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opzeg' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.