opgooi
Nederlands
Woordafbreking
- op·gooi
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opgooien |
opgooi
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgooien
- ... dat ik opgooi.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opgooi | opgooien |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
opgooim
- worp omhoog, vaak een beginhandeling bij sport of spel
Gangbaarheid
- Het woord opgooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opgooi' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.