onzalig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·za·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ellendig’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
  • met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -zalig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onzaligonzaligeronzaligst
verbogen onzaligeonzaligereonzaligste
partitief onzaligsonzaligers-

Bijvoeglijk naamwoord

onzalig

  1. een onzalig idee is een heel slecht idee
    • De burgemeester had het onzalige plan om een weg dwars door de stad te laten aanleggen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onzalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.