onzalig
Nederlands
Woordafbreking
- on·za·lig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ellendig’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
- met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -zalig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onzalig | onzaliger | onzaligst |
verbogen | onzalige | onzaligere | onzaligste |
partitief | onzaligs | onzaligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onzalig
- een onzalig idee is een heel slecht idee
- De burgemeester had het onzalige plan om een weg dwars door de stad te laten aanleggen.
Gangbaarheid
- Het woord onzalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onzalig' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.