onverminderd

Nederlands

Uitspraak
attributief gebruikt of als voorzetsel
predicatief gebruikt
Woordafbreking
  • on·ver·min·derd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1577 [1]
  • afgeleid van verminderd met het voorvoegsel on- [2][3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onverminderdonverminderderonverminderdst
verbogen onverminderdeonverminderdereonverminderdste
partitief onverminderdsonverminderders-

Bijvoeglijk naamwoord

onverminderd

  1. nog even groot, niet minder geworden
    • Ook toen het moeilijk werd, bleef zijn enthousiasme onverminderd. 

Voorzetsel

onverminderd

  1. (formeel) zonder af te doen aan
    • U heeft toestemming voor dit feest onverminderd de bepalingen over tegengaan van geluidhinder. 

Gangbaarheid

  • Het woord onverminderd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.