ontdubbelde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·dub·bel·de

Deelwoord

ontdubbelde

  1. verbogen vorm van het voltooid deelwoord ontdubbeld van ontdubbelen

Werkwoord

vervoeging van
ontdubbelen

ontdubbelde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontdubbelen
    • Ik ontdubbelde. 
    • Jij ontdubbelde. 
    • Hij, zij, het ontdubbelde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.