onooglijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·oog·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onooglijkonooglijkeronooglijkst
verbogen onooglijkeonooglijkereonooglijkste
partitief onooglijksonooglijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

onooglijk [1]

  1. niet om aan te zien, lelijk
Afgeleide begrippen
  • onooglijkheid

Gangbaarheid

  • Het woord onooglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.