onbedekt
Nederlands
Woordafbreking
- on·be·dekt
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbedekt | onbedekter | onbedektst |
verbogen | onbedekte | onbedektere | onbedektste |
partitief | onbedekts | onbedekters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbedekt
- zonder dat wat er gewoonlijk als afscherming overheen zit
- De tafel staat bij het raam en is kaal en onbedekt. [2]
- (figuurlijk) openlijk, zonder iets te verbergen
- Wilt gij biechten zo 't behoort,
Zeg dan alles onbedekt! [3]
- Wilt gij biechten zo 't behoort,
Gangbaarheid
- Het woord onbedekt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onbedekt' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Van de Berge, C. "Het woord van de stilte verenigt tijd en eeuwigheid..." in: Vlaanderen. jrg. 48 nr. 275 (maart/april 1999) Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt; p. 82; geraadpleegd 2016-12-11
- Willems J.F. & W.G. Hellinga (eds.) Reinaert de Vos naer de oudste beryming en opnieuw in 1834 berijmd. 1958 Bert Bakker / Daamen, Den Haag; p. 112; geraadpleegd 2016-12-11
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.