omstander

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·stan·der
enkelvoud meervoud
naamwoord omstander omstanders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

omstander m

  1. toeschouwer, getuige
    • De omstander schoot te hulp toen de spoorbomen dichtgingen en wist de man en de hond net op tijd weg te halen. 

Gangbaarheid

  • Het woord omstander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.