nuchter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nuchter    (hulp, bestand)
  • IPA: /nɵxtər/
Woordafbreking
  • nuch·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘niets gegeten of gedronken hebbend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen nuchternuchterdernuchterst
verbogen nuchterenuchterderenuchterste
partitief nuchtersnuchterders-

Bijvoeglijk naamwoord

nuchter

  1. niet onder de invloed van iets bedwelmends, vooral alcohol
    • Nu hij weer nuchter was, bleek hij een heel redelijk mens. 
  1. geen ontbijt genuttigd hebbend
    • Hij moest die medicijnen op nuchtere maag inslikken. 
  1. niet snel tot emotionaliteit geneigd
    • Hij stond bekend om zijn nuchtere kijk. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nuchter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.