nop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nop    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • nop
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘knoop, propje’ voor het eerst aangetroffen in 1252 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord nop noppen
verkleinwoord nopje nopjes

Zelfstandig naamwoord

nop v/m

  1. een niet puntig uitsteeksel
    • Op de vloer met nop glij je minder makkelijk uit. 
    • Door de noppen op de voetbalschoen glijden de spelers niet uit op het gras. 

Gangbaarheid

  • Het woord nop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.

Werkwoord

vervoeging van
noppen

nop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noppen
    • Ik nop. 
  2. gebiedende wijs van noppen
    • Nop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noppen
    • Nop je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.