node
Nederlands
Woordafbreking
- no·de
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijwoord van modaliteit: onwillig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
Bijwoord
node
- tot nood, grote nood veroorzakend
- Plotseling werd hij ernstig ziek; hij werd node gemist bij het concert.
Gangbaarheid
- Het woord node staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'node' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.