nekken
Nederlands
Woordafbreking
- nek·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘doden, de genadeslag geven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1560 [1]
Zelfstandig naamwoord
nekken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord nek
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
nekken |
nekte |
genekt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
nekken
- (palindroom) overgankelijk noodlottig worden; letterlijk: iemand de nek te breken
- Die laatste windvlaag heeft hem net genekt en hem van de weg doen belanden.
Gangbaarheid
- Het woord nekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nekken' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.