nadruk
Nederlands
Woordafbreking
- na·druk
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘klemtoon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1672 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nadruk | nadrukken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
nadruk m
- een bijzondere aandacht die besteed wordt
- Hij legde de nadruk op de goede afwerking ervan.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nadrukken |
nadruk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nadrukken
- ... dat ik nadruk.
Gangbaarheid
- Het woord nadruk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nadruk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.