nachtschade
Nederlands
Woordafbreking
- nacht·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijzonder giftige plant’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- Van het Middelnederlandse nachtschaduwe [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nachtschade | nachtschaden nachtschades |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
nachtschade v/m
- (plantkunde) plantengeslacht uit de nachtschadefamilie met veelal kruidachtige, klimmende planten
Synoniemen
- Solanum
Afgeleide begrippen
- nachtschadeplant, nachtschadefamilie
Gangbaarheid
- Het woord nachtschade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nachtschade' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.