missionaris
Nederlands
Woordafbreking
- mis·si·o·na·ris
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rooms-katholieke zendeling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1777 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | missionaris | missionarissen |
verkleinwoord | missionarisje | missionarisjes |
Zelfstandig naamwoord
missionaris m
- iemand door de katholieke kerk gezonden om het geloof te verbreiden
- De missionaris richtte een ziekenzaaltje op.
Gangbaarheid
- Het woord missionaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'missionaris' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.