menorroe

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
  • me·nor·roe
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Griekse 'mèn' (maand) (2e nv. mènos) met het achtervoegsel -rroe [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord menorroe -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

menorroe m mv

  1. maandstonden

Gangbaarheid
  • Het woord 'menorroe' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen
  1. menorroe op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.