maskeerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mas·keer·de

Werkwoord

vervoeging van
maskeren

maskeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van maskeren
    • Ik maskeerde. 
    • Jij maskeerde. 
    • Hij, zij, het maskeerde. 
Verwante begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.