marjolein

Nederlands

Opmerkingen
Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·jo·lein
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1545 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord marjolein
verkleinwoord marjoleintje marjoleintjes

Zelfstandig naamwoord

marjolein v/m [3]

  1. (plantkunde) (voeding) heester uit de familie der lipbloemigen waarvan de blaadjes als kruid gebruikt kunnen worden
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord marjolein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.