mandagen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mandagen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑndaɣə(n)/
Woordafbreking
  • man·da·gen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

mandagen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mandag
    • De begeleiding van het betaald voetbal vergde vorig seizoen officieel ruim 20.000 mandagen werk. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'mandagen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • man·da·gen
Naar frequentie 25589

Zelfstandig naamwoord

mandagen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van mandag

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • man·da·gen
Naar frequentie 47912

Zelfstandig naamwoord

mandagen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van mandag
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.