maillot
Nederlands
Woordafbreking
- mail·lot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tricot’ voor het eerst aangetroffen in 1917 [1]
- Afgeleid van het Franse maille (maas).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maillot | maillots |
verkleinwoord | maillotje | maillotjes |
Zelfstandig naamwoord
maillot m of o
- (kleding) een elastisch kledingstuk dat bestaat uit een broekje met lange kousen eraan
- Zij draagt bijna altijd een maillot.
Vertalingen
1. een elastisch kledingstuk dat bestaat uit een broekje met lange kousen eraan
Gangbaarheid
- Het woord maillot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'maillot' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.