maaskaas
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maaskaas | - |
Zelfstandig naamwoord
maaskaas
- wrongel, kwark gewoonlijk verkregen door melk zuur te laten worden ('maas') of door aan te zuren (met citroensap) en dan in kaasdoek te ontdoen van de wei
- «Meng die kondensmelk en suurlemoensap en roer die maaskaas by. »
- Meng de condensmelk en het citroensap en roer er de kwark bij.
- «Meng die kondensmelk en suurlemoensap en roer die maaskaas by. »
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.