leuterig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leu·te·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen leuterigleuterigerleuterigst
verbogen leuterigeleuterigereleuterigste
partitief leuterigsleuterigers-

Bijvoeglijk naamwoord

leuterig [1]

  1. kletserig, zanikerig, dreinerig
    • Om de pretenties van dit stuk wat omlaag te schroeven, wil ik nog wat context bieden. Op mijn zestiende las ik Dostojevski en Kierkegaard, nog voor Hermans dus. Toen ik deze wereldtoppers onlangs herlas vond ik ze leuterig en mallotig - Dostojevski's Demonen - respectievelijk overdreven en onecht - Kierkegaards Ofwel ofwel. [2] 
  1. heen en weer wiegend
    • Anders en speelt het windetje niet
      Op elzetakken en leuterig riet [3]
       

Gangbaarheid

  • Het woord leuterig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bruno Post (2005)– [tijdschrift] Gids, De Hermans voor elf tot zestien
  3. Ernst Bonebakker (1903)– [tijdschrift] Taal en Letteren Over XVIIe-eeuwers.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.