laven

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verkwikken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
laven
laafde
gelaafd
zwak -d volledig

Werkwoord

laven

  1. overgankelijk het lessen van iemands dorst
    • Nu we gelaafd en gevoed zijn, willen we nog een dutje. 

Zelfstandig naamwoord

laven mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord laaf

Gangbaarheid

  • Het woord laven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
lavar

laven

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavar
vervoeging van
lavarse

laven

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavarse
  1. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavarse
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.