laven
Nederlands
Woordafbreking
- la·ven
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verkwikken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
laven |
laafde |
gelaafd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
laven
- overgankelijk het lessen van iemands dorst
- Nu we gelaafd en gevoed zijn, willen we nog een dutje.
Gangbaarheid
- Het woord laven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'laven' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lavar |
laven
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavar
vervoeging van |
---|
lavarse |
laven
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavarse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavarse
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.