laminaat

Nederlands

laminaat als vloerbedekking
Uitspraak
Woordafbreking
  • la·mi·naat
enkelvoud meervoud
naamwoord laminaat laminaten
verkleinwoord laminaatje laminaatjes

Zelfstandig naamwoord

laminaat o

  1. uit laagjes opgebouwd materiaal m.n. gebruikt als vloerbedekking
    • De romp is degelijk vervaardigd van zeven lagen polyester, met honingraat karton als tussenlaag. De trailerbare Speedster weegt vaarklaar slechts 675 kilo. De buitenste laag is van vinylester, dat het laminaat beschermt tegen indringend vocht.[1] 
    • „Een muis kruipt door een gaatje zo groot als een pen. Een broodkruimel tussen het laminaat ruiken ze al. Het kan nog zo schoon zijn, maar bijna elke horecagelegenheid kent het probleem wel.”[2] 
Afgeleide begrippen
  • laminaatvloer
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord laminaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Telegraaf EPCO ONGERING 03 feb. 2018 Vintage cabrio
  2. de Telegraaf 31 jan. 2018 Spoedoverleg Markthal door muizenplaag
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.