laminaat
Nederlands
Woordafbreking
- la·mi·naat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laminaat | laminaten |
verkleinwoord | laminaatje | laminaatjes |
Zelfstandig naamwoord
laminaat o
- uit laagjes opgebouwd materiaal m.n. gebruikt als vloerbedekking
- De romp is degelijk vervaardigd van zeven lagen polyester, met honingraat karton als tussenlaag. De trailerbare Speedster weegt vaarklaar slechts 675 kilo. De buitenste laag is van vinylester, dat het laminaat beschermt tegen indringend vocht.[1]
- „Een muis kruipt door een gaatje zo groot als een pen. Een broodkruimel tussen het laminaat ruiken ze al. Het kan nog zo schoon zijn, maar bijna elke horecagelegenheid kent het probleem wel.”[2]
Afgeleide begrippen
- laminaatvloer
Gangbaarheid
- Het woord laminaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'laminaat' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf EPCO ONGERING 03 feb. 2018 Vintage cabrio
- de Telegraaf 31 jan. 2018 Spoedoverleg Markthal door muizenplaag
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.