labbekak
Nederlands
Woordafbreking
- lab·be·kak
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vreesachtig persoon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | labbekak | labbekakken |
verkleinwoord | labbekakje | labbekakjes |
Zelfstandig naamwoord
labbekak m
- (scheldwoord) lafaard, flauwerd, flauwerik
- Die man wordt vaak een labbekak genoemd.
Gangbaarheid
- Het woord labbekak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'labbekak' herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.