kwakkelen
Nederlands
Woordafbreking
- kwak·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kwakkelen |
kwakkelde |
gekwakkeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kwakkelen
- inergatief niet vriezen en niet dooien, onbestendig zijn
- Het weer kwakkelt al een tijdje, dan weer vriest het wat en dan dooit het weer.
- inergatief sukkelen, ongemak ondervinden qua gezondheid
- Hij kwakkelt al een tijdje; ernstig ziek is hij niet, maar hij voelt zich ook niet erg goed.
Afgeleide begrippen
- kwakkelaar, kwakkelbank, kwakkelig, kwakkeljacht, kwakkelweer, kwakkelwinter, kwakkelzomer
Gangbaarheid
- Het woord kwakkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwakkelen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.