kuieren
Nederlands
Woordafbreking
- kui·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘op zijn gemak lopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1480 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kuieren |
kuierde |
gekuierd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kuieren
- inergatief op zijn gemak, zonder haast of vast doel lopen of wandelen
- 's Middags werd er wat gekuierd en 's avonds een spelletje gespeeld.
- ergatief op zijn gemak, zonder haast ergens heen lopen of wandelen
- Ze waren naar het eind van de boulevard gekuierd en hadden er wat op een terrasje gezeten.
Gangbaarheid
- Het woord kuieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kuieren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.