kreukel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kreu·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord kreukel kreukels
verkleinwoord kreukeltje kreukeltjes

Zelfstandig naamwoord

kreukel v/m

  1. ongewenste vouw
    • Er zaten veel kreukels in haar kleding want ze had geen tijd gehad ze glad te strijken. 
  1. in de kreukels: helemaal kapot
    • Die auto ligt helemaal in de kreukels na het ongeval. 
  1. alikruik

Werkwoord

vervoeging van
kreukelen

kreukel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kreukelen
    • Ik kreukel. 
  2. gebiedende wijs van kreukelen
    • Kreukel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kreukelen
    • Kreukel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kreukel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.