koer

Niet te verwarren met: køar, køer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koer

Werkwoord

vervoeging van
koeren

koer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koeren
    • Ik koer. 
  2. gebiedende wijs van koeren
    • Koer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koeren
    • Koer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord koer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.