knus
Nederlands
Woordafbreking
- knus
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘behaaglijk-vertrouwd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1859 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | knus | knusser | knust |
verbogen | knusse | knussere | knuste |
partitief | knus | knussers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
knus
- aangenaam van gezelschap en enigszins intiem
- We hebben een avond in het knuste restaurantje van de stad doorgebracht.
Vertalingen
1. aangenaam van gezelschap en eniszins intiem
Gangbaarheid
- Het woord knus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knus' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Nynorsk
Woordafbreking
- knus
Werkwoord
knus
- gebiedende wijs van knusa
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.