knokkelig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knok·ke·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen knokkeligknokkeligerknokkeligst
verbogen knokkeligeknokkeligereknokkeligste
partitief knokkeligsknokkeligers-

Bijvoeglijk naamwoord

knokkelig

  1. van een hand: met uitstekend knokkels
    • Als eene furie vloog Martha op; schrikkelyker dan toen zy hem naderde, stond zy voor den deurwaerder regt; hare oogen gloeiden, en terwyl zy hare hand, knokkelig als die der dood, uitstak, riep zy uit: [1] 
    • De H. Catharina, zoowel als de twee Santinnen, zijn zeer gezonde vrouwen met roode, blozende wangen; de vingeren zijn wel dun en lang, maar zij zijn knokkelig, het hoofd van den kanunik is zwaar, zijn oogen scherp toeziende. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord knokkelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. (1851)–August Snieders De arme schoolmeester
  2. Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 8(1898) De Vlaamsche Meesters in de National Gallery van Londen. Door Max Rooses. geraadpleegd 13-1-2019
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.