knokkelig
Nederlands
Woordafbreking
- knok·ke·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | knokkelig | knokkeliger | knokkeligst |
verbogen | knokkelige | knokkeligere | knokkeligste |
partitief | knokkeligs | knokkeligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
knokkelig
- van een hand: met uitstekend knokkels
- Als eene furie vloog Martha op; schrikkelyker dan toen zy hem naderde, stond zy voor den deurwaerder regt; hare oogen gloeiden, en terwyl zy hare hand, knokkelig als die der dood, uitstak, riep zy uit: [1]
- De H. Catharina, zoowel als de twee Santinnen, zijn zeer gezonde vrouwen met roode, blozende wangen; de vingeren zijn wel dun en lang, maar zij zijn knokkelig, het hoofd van den kanunik is zwaar, zijn oogen scherp toeziende. [2]
Gangbaarheid
- Het woord knokkelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knokkelig' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- (1851)–August Snieders De arme schoolmeester
- Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 8(1898) De Vlaamsche Meesters in de National Gallery van Londen. Door Max Rooses. geraadpleegd 13-1-2019
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.