kneukel
Nederlands
Woordafbreking
- kneu·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kneukel | kneukels |
verkleinwoord | kneukeltje | kneukeltjes |
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kneukelen |
kneukel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kneukelen
- Ik kneukel.
- gebiedende wijs van kneukelen
- Kneukel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kneukelen
- Kneukel je?
Gangbaarheid
- Het woord kneukel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kneukel' herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.