ken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ken    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /kɛn/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /kɛn/
Woordafbreking
  • ken

Werkwoord

vervoeging van
kennen

ken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kennen
    • Ik ken. 
  2. gebiedende wijs van kennen
    • Ken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kennen
    • Ken je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.