kees
Nederlands
![]() |
Woordafbreking
- kees
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1841 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kees | kezen |
verkleinwoord | keesje | keesjes |
Zelfstandig naamwoord
kees m
Hyponiemen
|
|
|
Afgeleide begrippen
- keesbloem, keeshond, keesmees
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Klaar is Kees [11]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kezen |
kees
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kezen
- Ik kees.
- gebiedende wijs van kezen
- Kees!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kezen
- Kees je?
Gangbaarheid
- Het woord kees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kees' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "kees" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- hond kees op website: Etymologiebank.nl
- pruim kees op website: Etymologiebank.nl
- patriot kees op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- vogel kees op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- kaas kees op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- klaar is kees kees op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.