kaatsen
Nederlands
Woordafbreking
- kaat·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kaatsen |
kaatste |
gekaatst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
kaatsen
- inergatief (sport) een (vooral in Friesland beoefende) balsport spelen waarbij twee teams met de hand een balletje naar de tegenpartij slaan en daarbij op bepaalde manieren punten kunnen scoren
- ergatief een min of meer elastische botsing ondergaan
- De bal kaatste via de paal in het net.
Hyponiemen
- afkaatsen, overkaatsen, terugkaatsen, toekaatsen, weerkaatsen, wegkaatsen
Gangbaarheid
- Het woord kaatsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kaatsen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.