japen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  japen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'japə(n)/
Woordafbreking
  • ja·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
japen
jaapte
gejaapt
zwak -t volledig

Werkwoord

japen

  1. overgankelijk heftig uithalen met een mes of ander scherp voorwerp
    • Hij jaapte zijn tegenstander in het gezicht en veroorzaakte zo een lelijk litteken. 
Hyponiemen
  • afjapen

Zelfstandig naamwoord

japen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jaap

Gangbaarheid

  • Het woord japen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.